Partijstandpunten N-VA

Armoedebeleid

Armoedebeleid vanuit de overheid moet zich focussen op de meest kwetsbaren. Wie niet kan werken en hulpbehoevend is, moet hulp en ondersteuning krijgen. Zij moeten gerichter, beter en doelmatiger worden ondersteund. Als we meer mensen aan de slag krijgen kunnen we beter voorzien in de noden van die meest kwetsbare groep.
Ons sociaal stelsel moet daarvoor rechtvaardig én betaalbaar blijven. We zijn streng voor misbruik en pakken sociale fraude aan.

Een job is de beste weg uit armoede

  • We verlagen de drempel naar werk voor personen met een handicap via ‘arbeidsintegratiejobs’. 
  • We verhogen de socioprofessionele vrijstelling voor leefloongerechtigden die de stap naar werk zetten via een getrapt systeem. 
  • In het kader van het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie (GPMI) voorzien we de mogelijkheid van tewerkstelling via arbeidsintegratiejobs voor leefloongerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt.
  • We breiden het toepassingsgebied van het GPMI verplicht uit tot alle leefloongerechtigden. .
  • We voorzien in een wettelijk kader met objectieve (minimum)criteria, op basis waarvan de OCMW’s aanvullende financiële steun kunnen verlenen. Zo vermijden we willekeur in de hulpverleningspraktijk en garanderen we gelijkaardige steun in gelijkaardige hulpvragen. De toekenningsvoorwaarden en de hoogte van de aanvullende bedragen moeten rechtvaardig en doelgericht blijven, en mogen de stap naar werk niet ontmoedigen.
  • De ouders van thuiswonende meerderjarige kinderen die een leefloon als samenwonende ontvangen, krijgen voor deze kinderen niet langer een Groeipakket (de vroegere kinderbijslag).
  • Via outputgerichte financiële prikkels belonen we OCMW’s die inzetten op activering en integratie van leefloongerechtigden.

Sociale bescherming voor wie het echt nodig heeft

  • We zetten verder in op financiële en digitale geletterdheid. Vanuit de overheid zetten we maximaal in op transparante communicatie, zodat behoeftigen niet alleen weten waar ze recht op hebben, maar die hulp ook effectief krijgen. We bekijken de mogelijkheid om de toegang tot sociale rechten te centraliseren.
  • De dienstverlening moet, naast digitaal, ook fysiek gegarandeerd en toegankelijk blijven.
  • We pakken de schuldenindustrie aan. We pleiten voor een schuldencentralisatie, waarbij alle schulden samengebracht worden bij één gerechtsdeurwaarder, die een afbetalingsplan voor alle schuldeisers opmaakt. Zo maken we schuldafbouw compacter en eenvoudiger en wordt de opbouw van bijkomende schulden vermeden.
  • Ook de schuldhulpdrempel moet verlaagd worden. Waar nodig, wordt budgetbeheer een verplicht onderdeel van het GPMI.
  • Kinderen in armoede help je door het hele gezin te ondersteunen. Via de lokale gezinscoach bereiken we dat doel. De gezinscoach maakt een intensieve begeleiding op maat mogelijk, waarbij een ketenaanpak met alle betrokken partners gezinnen op alle levensdomeinen vooruithelpt.
  • We streven een Vlaanderenbrede uitrol na. Daarbij is een goede informatie-uitwisseling essentieel.
  • Het Groeipakket is er om ieder kind en hun ouders te ondersteunen in hun opvoeding. Wanneer een ouder door het OCMW begeleid wordt in budgetbeheer of financiële bijstand krijgt en blijkt dat hij of zij het geld niet ten goede van het kind besteedt, krijgt die ouder niet langer het Groeipakket rechtstreeks uitbetaald. Het OCMW zal de mogelijkheid krijgen om dat budget in te zetten om rechtstreeks aankopen te doen voor de kinderen (kleding, voeding, schoolmateriaal, …).
  • Eénoudergezinnen zijn vaak financieel kwetsbaarder en moeten beter ondersteund worden. Daarom willen we de wanbetalingen rond onderhoudsgeld aanpakken. We versterken de slagkracht van de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) en zetten maximaal in op het terugvorderen van dat onderhoudsgeld.
  • We voeren de strijd tegen dak- en thuisloosheid op door het inzetten van modulaire woonunits. We blijven inzetten op projecten zoals Housing First voor daklozen die worstelen met complexe verslavings- en psychiatrische problematieken. We zetten zoveel mogelijk in op vrijwilligheid, maar voorzien daarnaast in een menselijke doch niet vrijblijvende oplossing voor dakloze personen en buitenslapers die zorgmijdend zijn en dus na herhaaldelijke inzet nog steeds niet bereid zijn gevonden om op vrijwillige basis zorg en ondersteuning te ontvangen én die bovendien in onze steden en gemeenten overlast (blijven) veroorzaken. We maken het dan ook mogelijk voor de vrederechter om ten aanzien van deze groep individuen die mogelijk kampen met psychologische, – psychiatrische-, verslavings- of enige andere problematieken om zowel in het belang van deze mensen zelf als in het belang van de veiligheid van onze samenleving in te grijpen door een omvattend hulpverlening- en begeleidingstraject op te leggen waarin zij verplicht worden om in een residentiële bovenlokale voorziening (Wortel 2.0.) de nodige stappen te nemen die tot doel hebben om (1) hun levenskwaliteit te verbeteren (2) hen inzicht te bieden in de mogelijke onderliggende problematieken waarmee ze te kampen hebben en (3) hen de handvaten en effectieve hulp te bieden om deze problematieken op een structurele manier aan te pakken en uiteindelijk te overwinnen.
  • De installatiepremie – een premie die financiële steun verleent aan daklozen die een woonst hebben gevonden – stemmen we beter af op de noden van (alleenstaande) ouders en maken we rechtvaardiger. We moduleren op gezinssituatie en voorzien in een extra bedrag voor elk inwonend kind.
  • Personen die een IVT ontvangen, zijn moeilijker te activeren en staan dus vaker verder af van de arbeidsmarkt. Aan hen kunnen vaak niet dezelfde activeringsverwachtingen worden opgelegd als aan leefloonbegunstigden. We koppelen de hoogte van de IVT los van de hoogte van het leefloon. Bij verdere verhogingen van de sociale bijstandsuitkeringen moet de focus dan ook liggen op de IVT.

Wonen

  • Inzetten op betaalbaar wonen
  • Registratierechten dalen verder naar één procent om de drempel naar eigendomsverwerving zoveel mogelijk te verlagen voor iedereen.
  • Geen plaats meer op onze huurmarkt voor personen zonder een geldige verblijfsvergunning.
  • We opwaarderen de kwaliteit van het Vlaamse woningpatrimonium en ondersteunen Vlaamse burgers en ondernemingen bij renovaties.
  • We stimuleren een kwalitatieve en betaalbare huurmarkt
  • Een volwaardige huurmarkt met voldoende kwalitatief aanbod is essentieel voor een goed functionerende woningmarkt.
  • We verruimen het aanbod aan kwaliteitsvolle en betaalbare huurwoningen op de huurmarkt door een versterkte inzet op het systeem van budgethuur.
  • Om kwaliteit van woningen te waarborgen, versterken we het gebruik van een conformiteitsattest voor huurwoningen. Op dit moment hebben ongeveer een derde van onze lokale besturen reeds een verplicht conformiteitsattest. 
  • We ondersteunen de andere lokale besturen om ook die stap te zetten, zodat dit gefaseerd over gans Vlaanderen ingevoerd wordt.
  • Een toegankelijk vangnet: sociale huisvesting. 
  • Het sociaal patrimonium moet voorbehouden worden voor zij die er recht en nood aan hebben. Het is bovendien geen permanent recht maar een springplank richting de reguliere vastgoedmarkt.
  • We blijven inzetten op een bijkomend aanbod van kwalitatieve sociale huurwoningen. In een warm Vlaanderen zijn we solidair met zij die nood hebben aan ondersteuning op het vlak van huisvesting. Hierbij onderzoeken we hoe modulariteit onze huisvesting kan versterken, ook bij grotere sociale woonprojecten.
  • Maar solidariteit is tweerichtingsverkeer en daarom leggen we meer de nadruk op het tijdelijk karakter van sociale huisvesting. Hier ligt ook een bijzondere taak weggelegd voor de woonmaatschappen. Zij die kunnen voorzien in eigen huisvesting op de private huurmarkt, maken plaats voor zij die er op dat moment wél nood aan hebben. 
  • Het stimuleren van uitstroom binnen de sociale huisvesting maakt deel uit van het beleid van de woonmaatschappijen.
  • We zetten versterkt in op de activering van sociale huurders. Inactieve sociale huurders op beroepsactieve leeftijd moeten zich niet enkel verplicht inschrijven bij de VDAB, maar dienen ook verplicht hun werkbereidheid aan te tonen en binnen een bepaalde termijn aan de slag te gaan.
  • We zetten versterkt in op de middelentoets. Zowel bij inschrijving en toewijzing van een sociale woning worden de middelen van de sociale huurder gecontroleerd. Voor zij die over voldoende financiële middelen beschikken om te voorzien in de eigen huisvesting wordt het huurcontract opgezegd.
  • We versoepelen de te strikte wetgeving rond de wachttijd van vier jaar voor een huurpremie voor mensen die het echt nodig hebben.

Onderwijs

  • Het basisonderwijs moet ervoor zorgen dat elke leerling ook letterlijk een sterke basis krijgt aangeleerd. Daarbij focussen we op de kern: Nederlands en wiskunde, niet alleen voor die vakken op zich, maar ook omdat ze de basis vormen voor alle andere vakken.
  • Daarom wil de N-VA in het kleuteronderwijs concrete bindende minimumdoelen invoeren voor Nederlands en wiskunde.
  • We verlagen stapsgewijs de leerplichtleeftijd van vijf naar drie jaar, waarbij de vereiste aanwezigheid mee wordt opgetrokken met de leeftijd. We trekken voorzien de nodige middelen uit om dat te realiseren, door de klasgrootte werkbaar te houden voor de leerkracht en voldoende capaciteit te voorzien. Het oordeel van de klassenraad wordt beslissend in de overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs. Zo verhinderen we dat er nog kinderen met een achterstand (bijvoorbeeld inzake Nederlands) aan het lager onderwijs beginnen. Dat is zowel voor de toekomst van de kinderen zelf maar ook voor een haalbare werkdruk voor leerkrachten van het lager onderwijs belangrijk.
  • In het lager onderwijs leggen we vast dat minimum de helft van de leertijd naar wiskunde en Nederlands moet gaan.
  • Nederlands is het vak dat alle andere vakken mogelijk maakt, kansen geeft en kinderen verbindt.
  • De N-VA wil dat iedereen die later instroomt in ons onderwijs een taaltest aflegt, waarna de nodige begeleiding wordt verstrekt. Intensieve taalbaden Nederlands en zomerscholen worden structureel ondersteund met een gerichte inzet van middelen.
  • De N-VA wil de thuistaal van leerlingen zwaarder laten doorwegen in de financiering voor scholen, gelet op het belang van het Nederlands in het onderwijs, om die middelen gericht in te zetten op verwerving van Nederlands. Tevens wil de partij het engagement van de ouders ten aanzien van het Nederlands versterken.
  • Na een historische investering in de digitalisering van het Vlaamse onderwijs, zetten we de Digisprong verder.
  • Een sterk onderwijs begint bij sterke leerkrachten en dus bij sterke lerarenopleidingen. Elke leerkracht wordt door de belastingbetaler betaalt. Er komen dan ook minimumdoelen voor de lerarenopleidingen, zodat een school weet wat een afgestudeerde leerkracht kan en niet kan.
  • De aantrekkelijkheid van de job als leraar willen we verder verhogen door de maatschappelijke status van het beroep verder op te waarderen. We voeren daartoe een toelatingsexamen in voor alle lerarenopleidingen, met uitzondering voor wie reeds een diploma hoger onderwijs op zak heeft. Er komt een nultolerantie tegen geweld en bedreigingen aan leerkrachten.
  • Voor de N-VA moeten leerkrachten zich kunnen focussen op hun kerntaak: lesgeven. We zijn de enige partij die durft spreken over de verantwoordelijkheid van ouders.
  • Scholen en leerkrachten kunnen niet alles alleen aan en kunnen niet elk probleem in de maatschappij oplossen. Wanneer scholen vaststellen dat kinderen geen gelijke onderwijskansen krijgen omdat hun ouders niet aan hun ouderlijke verantwoordelijkheid kunnen of willen beantwoorden, dan kunnen zij dat discreet melden aan het lokaal sociaal beleid (bijvoorbeeld onbetaalde facturen of het niet in staat zijn om in het Nederlands te communiceren met de school..) In dat geval kan het lokaal sociaal beleid voor die ouders die echt hulpbehoevend zijn ondersteuning bieden, maar even goed voor die ouders die hun verantwoordelijkheid niet willen nemen, financieel optreden. Zo laten we sociale voordelen indien nodig rechtstreeks toekomen bij de school.
  • Om de planlast verder terug te dringen, krijgen leerkrachten de autonomie om papieren/documenten die geen meerwaarde hebben voor de onderwijskwaliteit en hun functioneren, te negeren.
  • We gaan verder op de ingeslagen weg om nog meer leraren voor de klas te krijgen.